In de naoorlogse jaren werkte Nederland aan de wederopbouw. Er was dus werk genoeg, maar geld was het grote probleem. Langzaam maar zeker kwam de bedrijvigheid weer op gang. Dat verklaart waarom Arie Maat in 1953 besloot een tweede vrachtauto aan te schaffen en een chauffeur in dienst te nemen.

Het is nu bijna onvoorstelbaar, maar Maat Transport was negentien jaar lang – van 1934 tot 1953 – de eenmanszaak van oprichter Arie Maat. Daarna kwam Leen van Reeuwijk in dienst. Dat die vanaf zijn 21ste jaar tot aan zijn pensionering in dienst bleef, zegt genoeg over zijn instelling en zijn verbondenheid met het bedrijf.

Van Reeuwijk herinnert zich: ‘Arie Maat ging naar het Arbeidsbureau in Slikkerveer om te kijken of er een geschikte chauffeur te vinden was. Ik had me daar laten inschrijven omdat ik ander werk zocht. Ik reed toen voor een bedrijf dat later door Hak Transport werd overgenomen. Maat vond mij kennelijk wel geschikt, misschien omdat ik toen nog niet was getrouwd.’

Van Reeuwijk ontpopte zich als een allround vertegenwoordiger van het bedrijf. Jo Buijs herinnert zich uit zijn periode: ‘Als hij bijvoorbeeld in Amsterdam had gelost, stapte hij bij de bedrijven in de omgeving binnen om te vragen of ze nog wat te vervoeren hadden. Zo heeft hij aardig wat opdrachten binnen gebracht.’

Leen van Reeuwijk weet nog hoe Adri Maat als jongen regelmatig bij hem in de cabine zat om een ritje mee te maken. ‘Adri’s vriend Karel Stok ging soms ook mee. Ik zie nog zo voor me dat ze samen een gevulde koek deelden. Later zat ik op de passagiersstoel om toezicht te houden als de jonge Adri een rit naar Amsterdam deed.’

Nederland klom uit het dal. Er was weer geld voor vakantiereisjes. Op een bijzondere manier ging dat niet voorbij aan het transportbedrijf. ‘In de zomermaanden stonden er op zaterdagochtend wel een stuk of tien mensen bij ons voor de deur, met hun fietsen en bagage.’ Die mensen begonnen zo aan hun vakantie. De vrije zaterdag bestond nog niet en vader en zoon Maat of Leen van Reeuwijk brachten dus ook elke zaterdag een vracht naar Amsterdam. De vakantiegangers wisten dat. En ja, natuurlijk konden ze een lift krijgen. Fietsen, bagage én de mensen namen plaats in de laadbak, naast of tussen de vracht. Tot Amsterdam kregen ze een lift en vandaar gingen ze op de fiets verder naar het vakantieadres, meestal aan de Noord-Hollandse kust.

Wat betreft de vracht gingen de dingen in die periode wat ‘losser’ dan tegenwoordig. Adri: ‘Op de heenreis vervoerden we bijvoorbeeld staal. Dan bleef de vloer van de laadbak echt niet schoon. Maar op de terugweg werden gewoon zakken meel op die vloer gezet. Niemand die daar een probleem van maakte.’

Van Reeuwijk verdiende in zijn beginperiode per week 27 gulden en 50 cent (nu nog geen 13 euro). ‘Die kreeg ik op vrijdagavond in mijn hand. Nou ja, soms was er geen geld. Werkspoor was niet zo snel van betalen. Ik kreeg van Maat ook elke week 25 gulden mee voor benzine. Ja, dat was genoeg.’

Ook het wegennet was toen niet te vergelijken met nu. Rijkswegen? De rit naar Amsterdam kostte een dag en ging bijvoorbeeld dwars door Meerkerk, met twee beruchte haakse bochten. Ook herinnert van Reeuwijk zich dat er bij Krimpen aan den IJssel een pont voer op de plaats waar nu de Algerabrug ligt. Een overtocht kostte twee cent. Daarna ging de rit over de IJsseldijk richting Gouda en Utrecht.

 

In memoriam Leendert van Reeuwijk

Op de leeftijd van 86 jaar – 2017

@Bron Jubileumboek over 80 jaar MAAT pagina 18 tot en met 21